Op pad met Midas Dekkers
De insecteneter
Het zal je maar gebeuren. Blijk je opeens je doel bereikt te hebben. Dagen, maanden, jaren werk je er vastberaden aan door. Niks in de gaten dat het je allang gelukt was. Tot nu opeens. Daar zit je dan. Geheel doelloos, want eenmaal bereikt is een doel geen doel meer. Wat nu?
Neem de vogelbescherming. Doel bereikt. Vrijwel alle vogels zijn beschermd in Nederland. Al jaren. En met succes. De vogelstand is er stabiel. Zangvogels zingen eruit volle borst. Roofvogels roven naar hartenlust. Alleen de weidevogels weiden niet zo lekker meer. Maar waar het benepen ‘grutto grutto’ verstomt, gakken weidevogels 2.0 - de ganzen - de lucht aan flarden. Vogelbeschermers mogen tevreden zijn! Pappen en nathouden die vogels, zou ik zeggen. En verder niks meer aan doen.
Hoe anders is dat bij de bescherming van insecten? Terwijl de vogelstand standhield is het aantal insecten gehalveerd. Niet zomaar een beetje achteruit gehobbeld, maar gehalveerd of erger. Terwijl de vogelbeschermers braaf nestkastjes timmerden en pootjes ringden, donderde het geleedpotig fundament onder het ecosysteem in elkaar. Maar waar blijven de insectenbeschermers? Lou Sjoege!
Bescherming hoort bij vogels. Bij insecten hoort bestrijding. Insecten zijn vogelvrij. Te veel pootjes, te kleine vleugeltjes. Natuurbeschermers hebben een vogel in het oog. Door die vogel in het hunnen, zien ze de vliegjes niet in mijn oog. Vertederd kijken ze bij ‘Beleef de Lente’ met een camera in de vogelnestkast, hoe papa mees of mama mees de gulzige bekjes van de jongen vult. Hier een vliegje, daar een mugje, een rupsenpapje toe. En nog een, en nog een, en nog een.
Om één nestje groot te brengen brengt een mezenpaartje een emmer vol rupsen om zeep. Elk van die rupsen had een vlinder kunnen worden. U weet wel, die beestjes waarvan je leest dat je ze niet meer ziet, die beestjes die ook een moeder hebben gehad. En o ja, die beestjes die onmisbaar zijn voor heel de natuur. Natuurlijk hebben insecten het meest te lijden van insectenbestrijdingsmiddelen. Maar vogels zijn ook een insectenbestrijdingsmiddel. Biologisch dat wel, maar toch. Dood is dood en op is op. Vertel dat een vogelliefhebber.
Dovenmansoren. Met een mooi gevoel van binnen hangt hij weer een vogelnestkast op. Pal boven de biologische bloemen, die hij geplant heeft om insecten te lokken. Bloemen planten is vogels voeren.
In de winter gaat vogels voeren anders. In de winter kun je zien hoe de wereld eruit zou zien als er geen insecten waren. Die vinden het dan te koud. Bij gebrek aan eten trekken de vogels naar het zuiden. Maar lang niet allemaal. Mezen bijvoorbeeld blijven hier. Die schakelen van insectenvoer over op noten en zaden. Maar die raken snel op. Dan gaan de mezen dood. Dat mag niet van vogelbeschermers. Die vullen de voertafels met noten en zaden. Het gevolg laat zich raden. Wanneer de insecten na de winter wakker worden staat in plaats van een armzalig stelletje overlevende hongerwintermezen een frisse fitte zwerm vogels klaar om eens een lekker potje insecten te gaan bestrijden. Geen schijn van kans.
Enig lichtpuntje voor de insecten is uitgerekend de crisis van het klimaat. Wanneer de trekvogels terugkomen om de bijgevoerde blijvers een snavel toe te steken liggen de insecten niet netjes op de gebruikelijke tijd klaar om zich op te laten eten. Vogels de pest in.
Vogelbeschermers klagen. Je kunt ook nergens meer op vertrouwen. Vogels verhongeren.
Maar dat de insecten zo even eindelijk eens op adem kunnen komen daar hoor je de vogelaars niet over. Vogels eten elk jaar wereldwijd 500.000 x 1000 x 1000 kilo insecten. Maakt dat wat uit? Daar kan de natuur toch wel tegen? Jazeker in een gezond ecosysteem. Daar regelt het aantal prooiendieren, het aantal roofdieren, niet andersom. Maar onder het zware geschut van DDT en Neonicotinoïden ligt het insectenrijk al geruime tijd op apengapen. Nu telt elk vliegje, elke rups.
Maar juist in betere tijden waren het de vogelbeschermers zelf die de invloed van hun beschermelingen op de insectenstand benadrukten. De vogelbescherming kwam op tijdens de trekvogelmoord door de Italianen. Als we daar geen paal en perk aan stelden zou de mensheid ten onder gaan aan plagen van Bijbelse proporties.
Lid worden dus. Vandaag de dag hangen brave gemeentebesturen op aandringen van de groot geworden Vogelbescherming mezennestkasten op om de eikenprocessierupsen te bestrijden. Nu deze stoute rupsen dit jaar weer eens verstek laten gaan storten de bij gefokte mezen zich massaal op lieve rupsen. Ter verontschuldiging kunnen die mezen op collega-vogels wijzen zoals de huiszwaluw. Elk paartje huiszwaluwen verorbert per broedseizoen 150.000 insecten. Elk paartje 150.000 stuks.
Wie verdient er hier bescherming? Vogelbeschermers hebben hun doel bereikt. Dat is mooi. En gelukkig heeft zich meteen een nieuw doel aangediend. Het is de hoogste tijd om je tot insectenbeschermer om te laten scholen. Dat zet ten minste zoden aan de dijk. Ruil die verrekijkers om voor dichtbij-kijkers! En vraag straks in de winkels van de Insectenbescherming meteen om van die kleine bijltjes en zaagjes om je vogelhuisjes om te bouwen tot insectenhuisjes met net voldoende plek voor de minicameraatjes om de lente thuis eens echt te beleven. Een echte lente. Vol vogelzang, maar bovenal vervuld door een oorverdovend zoemen van de dieren die onze bescherming echt nodig hebben.
Midas Dekker in Vroege Vogels